Mon coeur

Bramsley House, Alwoodley, 14 april

 

Mon coeur,

 

Ik ben het. Ga nu niet zitten snotteren! Niet voor je deze brief uit hebt. Vraag Aline om een kop van die thee waar je zo dol op bent. Zeg dat ze er wat Armagnac in gooit. Er zijn een paar dingen die ik je wil vertellen.

 

Heb je je thee? Kunnen we verder? Eerst en vooral, ik hou van je. Meer dan van het leven zelf.

Ik heb de notaris opgedragen om je de verzegelde envelop met deze brief een paar uur voor het openen van mijn testament te overhandigen en hopelijk heeft hij zich daaraan gehouden. Het is hem geraden, of er staan hem een paar onaangename nachten te wachten. :)

Ik ben al zeker zeven keer begonnen en heb het resultaat evenveel keren in de openhaard laten gooien. Ik wil je nog zoveel zeggen, voor ik te zwak word, voor ik misschien niet meer weet wat ik vertel. Tegelijkertijd vind ik de woorden niet.

Een ding weet ik wel, op deze moeilijke dag wil ik bij jou zijn, je bijstaan, al is het dan op papier. Als je straks, tijdens het voorlezen van het testament een kneepje in je schouder voelt, een briesje langs je heen voelt strijken, weet dan dat ik het ben. Je bent niet alleen, liefde van mijn leven. Dat zal je nooit zijn. Ik ben bij je.

Het is alles wat ik ooit gewild heb, bij jou zijn. Ik ben blij dat ik er zoveel tijd voor gekregen heb. Toch is het nog lang niet genoeg. Het zal nooit genoeg zijn.

 

Voor het eerst sinds maanden, geloof het of niet, zit ik aan mijn bureau. Op een echte stoel, jawel. Ik profiteer van het feit dat je er niet bent om deze brief aan Thierry te dicteren, die naast me zit en me min of meer overeind houdt.

Dokter, steun én notulist, wat hebben we het toch getroffen met onze vrienden. Ik hoop dat je een fijne dag hebt op Montcalm. Ik weet dat je op huis aan bent, Loïc heeft het me verklapt. Je had het me moeten zeggen, dat je heimwee had.

Hij steekt hier overigens om de haverklap zijn hoofd naar binnen, onze Loïc, hij schijnt te denken dat ik alle minuten kan omkieperen, ook al heb ik een dokter bij de hand. Hij heeft niet helemaal ongelijk, ik denk dat ik even ga rusten voor ik verder ga.

 

Ess, Thierry hier. Michal heeft een goede dag vandaag, maar het dicteren put hem uit. Hij is in slaap gevallen in de zetel onder het raam.

Verder is hij weer eens zijn orkestrerende zelf. Hij wilde per se dat het een handgeschreven brief werd, als liefdevolle herinnering aan de brieven die jullie elkaar gedurende al die jaren voor de uitvinding van de typmachine en het toetsenbord hebben gestuurd.

Sorry als mijn geschrift niet je dat is. Op Michals aanraden zit ik aan de whisky. Zelf mag hij zich dan stoer voordoen, hij heeft het al even moeilijk. God, wat ga ik hem missen. Het spijt me, dat helpt niet echt, is het wel? Ik ga even een luchtje scheppen. Tot straks.

 

Hier ben ik weer, mon coeur, zij het dan in mijn rolstoel en met een fikse dosis pijnstillers achter de kiezen. Het regent hier al de hele dag pijpenstelen. Hopelijk tref jij het in la douce France beter. Dat eeuwige Engelse gedrens zal ik alvast niet missen en jij bent er ondertussen gelukkig ook van verlost.

Ik stel me zo voor dat je met deze brief op je vaste plaats in de keuken van Montcalm zit, in de zetel vlakbij de openhaard. De zon valt door de grote ramen naar binnen en verwarmt je, net als de haard zelf misschien. Aline en Zazie scharrelen waarschijnlijk vlakbij ergens rond. Wees niet verwonderd dat ze over je moederen, stoor je er niet aan als ze je niet uit het oog verliezen, ik heb het hun gevraagd.

Eerst wat praktische zaken. Ten eerste, in de rechterla van mijn bureau, ik heb het over de grote Louis XVI op Montcalm, zit een kleine, koperen sleutel tegen de onderkant van het bureaublad aangeplakt. Misschien heb je hem al gevonden, misschien ook niet.

Hij past op een kluis bij Hottinguer. De code is MdR1653. Niet bijster origineel, ik weet het. Tussen twee haakjes: wist je dat dat restaurant waar we vlak na de oorlog soms met z’n allen gingen eten als we in Parijs waren, dat kleine ding met die heerlijke pasta vongole twee straten verderop, nu een Mcdonald’s is? L Pierre heeft het me verteld.

Enfin, in de kluis bij Hottinguer bevinden zich zaken waar de notaris, laat ons zeggen, beter niets van afweet. Ik heb er alle vertrouwen in dat jij zal weten wat er moet gebeuren.

Moest je toch twijfelen vraag dan Jairo, die goedlachse Spanjaard met een voorliefde voor Italiaanse wijn —toen hij nog voor Zurich Underwriting werkte kwam hij meer dan eens logeren, weet je nog? — om hulp. Hij werkt ondertussen voor de Banco Santander en zal wel weten wat te doen. Je vindt zijn telefoonnummer in de Rolodex op mijn bureau.

Als het even kan, laat Loïc er dan buiten. Dat is waarschijnlijk gemakkelijker gezegd dan gedaan, maar probeer het toch maar. Eens je de inhoud van de kluis ziet, zal je wel begrijpen waarom.

Ten tweede, de verdeling. Na de formele voorlezing zal de notaris jullie alles in geuren en kleuren uitleggen, maar ik dacht dat je het misschien liever in alle rust van mij wilde horen.

Als je het moeilijk krijgt, drink dan van je thee, mon coeur. Doe er nog maar wat Armagnac bij. Wij zitten hier aan de Glenfiddich. Die van 1937. Dat helpt. Een beetje.

Ik heb een paar veranderingen aangebracht in wat we samen besproken hebben. Kleine maar, niets wereldschokkend.

De donjon en het corps de logis gaan zoals gezegd naar Loïc en zijn mannen. Ik zou het niet anders willen en jij ook niet, dat weet ik. 

De rest van Montcalm is van jou. De wijngaarden en de champagnemakerij blijven in de vennootschap, met één verschil: ik wil een perceel schenken aan de familie van Emil. Dat hebben ze wel verdiend na al die jaren trouwe dienst, denk je niet? Kies jij maar welk.

Het stuk achter het boerderijtje van Bernard en Cathy misschien? Met vier donderstenen van jongens kan je per slot van rekening nooit ruimte genoeg hebben. Is Cathy al bevallen ondertussen? Ik hoop voor haar dat het dit keer een meisje is.

Dan de boeken. God, Ess, de boeken. Ik geef eerlijk toe dat ik me daar al maanden het hoofd over breek. Ik ben blij dat we samen beslist hebben om de pakhuizen van de hand te doen, dat je je nu nog enkel om de bibliotheek van Montcalm en de boeken hier in Bramsley House moet bekommeren. Ze vallen aan jou toe natuurlijk, net zoals de rest van mijn privébezittingen. Maar we weten alle twee dat ik de grote liefhebber was.

Daarom wil ik je dit op het hart drukken; als je er genoeg van hebt, als ze je boven het hoofd dreigen te groeien of als ze je te veel aan mij doen denken, doe ze dan weg. Boeken zijn er om gelezen en vastgenomen te worden. Exemplaren die staan te verstoffen, er is niets ergers dan dat. Dat wens ik de werken waar ik zoveel plezier aan heb beleefd niet toe. Verkoop ze als je ze beu bent en investeer de opbrengst in iets wat jou plezier doet. Mijn zegen heb je.

Wel heb ik een verzoek: ik zou graag zien dat je er een aantal wegschenkt. Aan mensen die het verdienen.

Nee, mijn pijnstillers doen me niet ijlen, nee. Schenk ze weg, mon coeur, aan mensen die ze niet kunnen betalen maar die ze naar waarde weten te schatten. Als tegengewicht voor de exemplaren die door musea en gefortuneerde verzamelaars zullen weggekaapt worden. Geef een aantal van hen een liefdevolle thuis. Hoe je dat aanpakt, moet je zelf weten. Je bent slimmer dan ik, altijd al geweest, je verzint wel iets.

Nog een laatste verzoek. Tigrou. Ik weet wel dat ik altijd op dat stronteigenwijze beest heb lopen sakkeren, dat ik meer dan eens een hartverzakking van hem heb gekregen, zeker wanneer hij voor de zoveelste keer languit op een van mijn kasten met incunabelen lag, maar op zijn eigen, onnavolgbare manier heeft hij toch een plaatsje in mijn hart veroverd. Zelfs al doe je de boeken weg, ik zou graag zien dat je onze bibliotheektijger laat blijven. Misschien vertrekt hij op eigen houtje als de boeken weg zijn, wie weet, hij is per slot van rekening ook op eigen houtje komen aanwaaien. Daar zie ik hem nog wel toe in staat, maar anders: zorg goed voor hem, Ess. Leg een stapel kranten voor hem neer of, waarom niet, een boek, maar dan misschien best een hedendaags exemplaar. Alhoewel. Meneer is in staat om dat te minnetjes te vinden.

Goed, dat is dat. Was er nu nog iets? Ah ja, de schilderijen van Aline, de beeldhouwwerken van Zazie. Alhoewel ze officieel tot de inboedel van Montcalm behoren, vind ik dat zij er meer recht op hebben. Ze hebben ze per slot van rekening gemaakt. Zoals afgesproken staat hun huis op hun te wachten.  Natuurlijk zijn ze even welkom om op Montcalm te blijven. Ik vind alleen dat hun kunstwerken moeten gaan waar zij gaan, c’est tout.

Wat Ronay betreft, daar is alles gebleven zoals overeengekomen. Dat schip is wel in staat om zichzelf te besturen, tot je eraan toe bent om mijn zitje in de raad van bestuur in te nemen.

Is het een beetje duidelijk? Ik denk dat ik weer aan een dutje toe ben. Tot straks. In deze brief of in het echt. Ik hoop dat je snel terug bent. Ook al ben je nog maar een paar uur weg, ik mis je. Je t’aime.

 

Hij slaapt weer. Ik heb zijn zuurstof wat hoger gezet.


Ik heb Thierry weggestuurd. Sommige dingen zijn te zwaar. Te zwaar voor mij om ze te dicteren, te zwaar voor hem om ze op te schrijven.  Ik gebruik de loep en een heel sterke lamp en hoop er het beste van.

Net zoals ik aan de anderen heb gevraagd om op jou te letten wil ik jou vragen om op hen te letten. Nu ik er niet meer ben is het aan jou om de bende bijeen te houden. Ik weet dat ik veel van je vraag, maar je kan het, mon coeur.

En als je het even niet meer ziet zitten, ga dan in het holst van de nacht naar buiten en wandel onder het licht van de sterren rond de vijvers, zoals we ontelbare malen samen hebben gedaan. Wedden dat ik naast je loop? Of rij op Dar, laat dat prachtbeest rond mijn grafmonument galopperen zoals alleen een Arabische volbloed dat kan. Ik zorg er wel voor dat je in het zadel blijft.

Ess, geen tranen, toe. Veeg ze weg en sluit je ogen. Sluit de wereld even buiten. Die is er dadelijk ook nog wel. Open je hart. Voel je die warmte diep van binnen? Dat ben ik. Waar zou ik anders moeten zijn?

 

A toi, mon coeur, toujours à toi.

M.